Deze website is een uitnodiging om met nieuwe ogen naar de stad te kijken. Het gaat over stedelijkheid. Maar ook over Tilburg, waar ik woon en werk. Als voorbeeld, maar ook vanuit een werkelijke verbinding, waardoor voldoende diepgang bereikt kan worden om zicht te krijgen op mogelijkheden voor transformatie. Wat zou er gebeuren als we onontgonnen en verwaarloosde plekken weer opnieuw ontdekken? Als we ons afvragen welke stad we eigenlijk nodig hebben?
Wilde natuur en bevrijd water
Mijn
verlangen gaat uit naar meer wilde natuur in de stad en ook naar bevrijd water,
zodat het stiller en schoner wordt om er te wonen, te werken, te spelen en te
creëren.
De
natuur mag wat mij betreft nog vrijer dan stoeptegels uit de straat,
geveltuinen en stadslandbouw. Ik houd van mijn tuin en daktuin en van de vele
tuinen van Tilburg. Het mag wilder, ook midden in de stad. Zoals in mijn geboortestad
Cambridge, bekend om haar 'greens' . . gemillimeterde perkjes grasveld waar je
zelfs niet op mag lopen . . . maar het geheim schuilt in de vrijheid waarmee
men de veel grotere rest van de natuur laat zijn hoe ze is. In het voorjaar zie
je de narcissen wiegen tussen het hoge gras naast de rivier. En de bomen staan
in vol ornaat en ongesnoeid even majestueus te wezen als de oude gebouwen van
de universiteit.
Of
dichter bij huis, langs de Dommel, waar ik als kind vaak met mijn zusje en oma
in het Genneperpark liep. Daar stonden hele grote bladeren langs de oever.
Plompebladeren noemden wij ze en we pasten er onder als kabouters. We mochten
er een paar plukken. En oma deed het voor hoe je de steel voorzichtig kon
buigen als een zeil en dan door het blad heen steken als een kiel. Aan de ene
kant van de brug lieten wij ze in het water vallen en dan renden we naar de
andere kant, waar de bladeren statig tevoorschijn dreven. “Waar gaan ze naar
toe oma?” En oma vertelde hoe ze van de rivier in een grotere rivier uitkwamen.
“En dan?” We bleven doorvragen, net zo lang tot de bladeren in de grote zee
uitmonden. “Maar dat duurt heel lang”. Toen ik drie jaar later samen met oma in
Bakkum aan de zee kwam, vroeg ik haar: “Zijn ze er nu, de bladeren?” “Ja, hoor,
nu zijn ze er”.
Vandaag
heb ik geleerd dat er een woord bestaat voor het bevrijden van water:
‘ontkluizen’. Tijdens een lezing over functioneel groen in de stad gebruikte
een ontwerper uit Sittard dat woord om het onzichtbare wilde water van een
Limburgse beek weer te bevrijden van haar stenen last. Op de lagere oever aan
de overkant had de beek vrij spel om buiten haar oevers te treden.
In
de zandgrond van Tilburg is nu geen stromend water meer te bekennen, maar er
waren vele beken, waterlopen en ook de beruchte blauwsloten die het afvalwater
van de textielververijen wegvoerden. Ik ben benieuwd hoe hun beddingen liepen.
Waar is het water gebleven? Is alles opgegaan in ons riolenstelsel, of zit het
anders? Kan het levend water ons betekenis geven in deze zich hernieuwende
stad?